Sanneke van Hassel, Pieter Boskma en Menno Wigman
19 januari 2017
Poëzie en korte verhalen van drie bijzondere stemmen aan de vooravond van de Poëzieweek 2017.
Sanneke van Hassel (1971) blinkt uit in het tweede genre, zij ‘is in haar korte verhalen de dompteuse van het grote gebaar: ze verkleint alles, ze miniatuurt, tot de verveling, de wanhoop en het kleffe onbehagen je eenzaam in het gezicht regenen’. (HUMO). Al sinds haar debuut IJsregen (2005) toont Van Hassel zich een meester op de korte baan. Ze overtuigde ook met haar debuutroman Nest (2010), eigenlijk een roman in verhalen. In 2008 kreeg ze de BNG Nieuwe Literatuurprijs en in 2013 de Anna Blamanprijs. Een ‘scherp stilist, die haar vertellingen vaak een bedrieglijke eenvoud en alledaagsheid meegeeft’ (Passionate).
Dit najaar verschijnt er van Pieter Boskma (1956) een nieuwe dichtbundel, Tsunami in de Amstel, een goede reden voor een optreden in Bergen. Maar we vroegen hem ook omdat deze dichter een beetje bij Bergen hoort met zijn liefde voor deze omgeving, zijn regelmatige bezoeken en zijn inspiraties op Roland Holst, Lucebert en Gorter. Én omdat er in de afgelopen – voor Boskma turbulente – jaren zoveel bijzondere bundels van zijn hand verschenen (Doodsbloei, Mensenhand en Zelf). We zijn toe aan een up-date.
Vorig jaar verscheen de bundel Slordig met geluk van Menno Wigman (1966). Een ‘wrang maar prachtig geformuleerd relaas van magistraal falen’ aldus Maria Barnas in De Volkskrant. Aan lof heeft het Wigman de afgelopen jaren overigens niet ontbroken: in 2012 ontving hij de A. Roland Holstprijs voor Poëzie voor zijn gehele oeuvre en het jaar daarop stond hij op de short list van de VSB Poëzieprijs voor zijn bundel Mijn naam is Legioen.